e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijzers van het torenuurwerk wijzers: wēzjərs (Meijel), wiezers (Meijel) De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wikkelen marmeren: marmǝrǝ (Meijel), wikkelen: wekǝlǝ (Meijel  [(met een vochtige zeemlap door de glaceerverf rollen waardoor een marmereffect ontstaat)]  ) Het schilderen van marmeraderen op houtwerk of stucpleister, ter nabootsing van echt marmer. [N 67, 84b; N 67, 85b] II-9
wild verband wild verband: welt ˲vǝrbant (Meijel) Metselverband waarbij strekken en koppen zich in een laag op onregelmatige wijze afwisselen. Het wild verband werd na de oorlog veel gebruikt in verband met de toen heersende schaarste aan materiaal (Westra, pag. 21). De term wild verband wordt ook gebruikt voor decoratief metselwerk waarbij verschillende steensoorten onregelmatig door elkaar worden gerangschikt. [N 31, 24f; N 31, 26] II-9
wilde bertram knoopjeskruid: eigen spellinsysteem lastig onkruid  knopkeskreutj (Meijel) Wilde bertram (achillea ptarmica 20 tot 90 cm grote, vrijwel kale plant; de bladeren zijn ongedeeld en lijn- tot lancetvormig, de bladrand is fijn gezaagd; de bloemen staan in wat grotere hoofjes dan bij de vorige, 10 witte straalbloempjes. Bloeitijd va [N 92 (1982)] III-4-3
wilde eend dikke eend: dekə eͅnt (Meijel), eend: aent (Meijel), wilde eend: wēldə eͅnt (Meijel) eend, wilde — || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans wilde gans: weelde gans (Meijel) gans, wilde — III-4-1
wilde hoofdharen woest haar: wuust hōr` (Meijel) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde koe wilde koe: wēldǝ [koe] (Meijel) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: eigen spellinsysteem  honsroejs (Meijel), rozenbottel: -  roozebòttels (Meijel) Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)] III-4-3
wilde tijm tijm: eigen spellingsysteem  tijm (Meijel, ... ) Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)] III-4-3