e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zomen zomen: zyǝmǝ (Meijel) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerkapmanteltje visitemanteltje (<fr.): (met plooi achteraan)  vesietmäntelke (Meijel), visitetje (<fr.): vesietje (Meijel, ... ) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] || zomer-kapmanteltje met ovaalvormig voor- en achterpand III-1-3
zomerkleren zomerdingen: zomerdinge (Meijel), zomerkleren: zomərkliər (Meijel) zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
zomerverblijf bijstal: bē̜i̯stal (Meijel) [N 78, 25; monogr.] I-12
zon- en feestdagen laagdagen: leegdagen (Meijel), werkdagen: werkdagen (Meijel), zondagen: zondāgə (Meijel) Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)] III-3-3
zondag rustdag: rustdag (Meijel), zondag: zondex (Meijel) De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag houden zondag vieren: vieren (Meijel), zondex vīrə (Meijel) De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag voor pinksteren rozenkransdag: roezenkransdag (Meijel), zondag voor pinksteren: zondex vør peŋstərə (Meijel) De zondag vóór Pinksteren (Rozenzondag). [N 96C (1989)] III-3-3
zondagmissaal zondagsmissaal: zondagsmessaal (Meijel) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagschender die houdt zich niet aan de zondagsrust: di hawt zex ni ɛn də sondəsr"st (Meijel), schender: sgender (Meijel) Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3