24719 |
boveneinde van de stam |
top:
Nijmeegs (WBD)
tŏĕp (L265p Meijel),
topeind:
oude spellingsysteem
topeind (L265p Meijel),
topje:
eigen spellingsysteem
tupke (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27661 |
bovengronds |
bovengronds:
bōvǝgronts (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Eisden])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
25491 |
bovenkant van het brood |
korst:
kōrst (L265p Meijel)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
29058 |
bovenkraag |
buitenkraag:
bøtjǝkrax (L265p Meijel)
|
Het buitenste of bovenste gedeelte van de kraag dat in het zicht komt. [N 59, 121a]
II-7
|
25963 |
bovenkruier |
bovenkruier:
bōvǝkrø̜jǝr (L265p Meijel)
|
Algemene benaming voor een molen met een draaibare kap. Zie ook afb. 7, 8 en 9. [N O, 32f; Sche 4; A 42A, 53add.; N O, 32c]
II-3
|
27072 |
bovenlast |
bovenlast:
bōvǝlast (L265p Meijel)
|
Ruimte boven op het turfschip waar men de turf stapelt. [II, 90e]
II-4
|
27079 |
bovenlast laden |
bovenlast laden:
bōvǝlāst lājǝ (L265p Meijel)
|
De ruimte boven op het schip vol laden. [II, 90f]
II-4
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bōvǝlēxt (L265p Meijel)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
18450 |
bovenneus [wld ii.10, p. 25] |
neus:
nø̄s (L265p Meijel)
|
De normale neus die daarboven zit (bovenneus?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
26131 |
bovenring |
ring:
reŋ (L265p Meijel)
|
De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106]
II-3
|