e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boveneinde van de stam top: Nijmeegs (WBD)  tŏĕp (Meijel), topeind: oude spellingsysteem  topeind (Meijel), topje: eigen spellingsysteem  tupke (Meijel, ... ) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovengronds bovengronds: bōvǝgronts (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Eisden]) Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185] II-5
bovenkant van het brood korst: kōrst (Meijel) [N 29, 54a; monogr.] II-1
bovenkraag buitenkraag: bøtjǝkrax (Meijel) Het buitenste of bovenste gedeelte van de kraag dat in het zicht komt. [N 59, 121a] II-7
bovenkruier bovenkruier: bōvǝkrø̜jǝr (Meijel) Algemene benaming voor een molen met een draaibare kap. Zie ook afb. 7, 8 en 9. [N O, 32f; Sche 4; A 42A, 53add.; N O, 32c] II-3
bovenlast bovenlast: bōvǝlast (Meijel) Ruimte boven op het turfschip waar men de turf stapelt. [II, 90e] II-4
bovenlast laden bovenlast laden: bōvǝlāst lājǝ (Meijel) De ruimte boven op het schip vol laden. [II, 90f] II-4
bovenlicht bovenlicht: bōvǝlēxt (Meijel) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenneus [wld ii.10, p. 25] neus: nø̄s (Meijel) De normale neus die daarboven zit (bovenneus?) [N 60 (1973)] III-1-3
bovenring ring: reŋ (Meijel) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3