e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedschotel schotel: šotəl (Meijel) Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2
broedse kip die men niet wil laten broeden broedse hen: brytsǝ hē̜n (Meijel) [N 19, 43b] I-12
broeien broeien: brȳjǝ (Meijel), nat schouwen: nāt šǫwǝ (Meijel) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broeiglas tuindersglas: tø̜jndǝrs˲glas (Meijel) Groen gekleurd glas dat vroeger door tuinders voor broeibakken en kassen werd gebruikt. [N 67, 89h] II-9
broek boks: boks (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Zwartberg, Waterschei]) Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] II-5
broek met split boks met een gulp: bŏks mi ’n gulp (Meijel) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek, veren aan de poten pater: pāter (Meijel), veren: vère (Meijel) veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)] III-4-1
broek: algemeen boks: bŏks (Meijel), bóks (Meijel), gij lopt ok altidj min afgezakte bóks (Meijel), gij lopt ŏk altitj mi ⁄n afgezakte bŏks (Meijel), hij hiel zin boks op me ne laerren riem (Meijel) broek in het algemeen || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekbies broek: bruk (Meijel) De achterbies welke naar onderen breed uitloopt en die de onderkant van de hiel, onmiddellijk boven de hak, aan beide zijden bedekt (Liedmeier, pag. 5). [N 60, 19] II-10
broekbies [wld ii.10, p. 26] broek: bruk (Meijel) Bij sommige bottines liep de achterbies naar onderen breed uit en bedekte a.h.w. de hele hiel. Hoe noemde men deze bies (broek) Zie tek. 206b [N 60 (1973)] III-1-3