id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22040 | broedschotel | schotel: šotəl (Meijel) | Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2 |
34505 | broedse kip die men niet wil laten broeden | broedse hen: brytsǝ hē̜n (Meijel) | [N 19, 43b] I-12 |
25388 | broeien | broeien: brȳjǝ (Meijel), nat schouwen: nāt šǫwǝ (Meijel) | Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1 |
30779 | broeiglas | tuindersglas: tø̜jndǝrs˲glas (Meijel) | Groen gekleurd glas dat vroeger door tuinders voor broeibakken en kassen werd gebruikt. [N 67, 89h] II-9 |
18744 | broek | boks: boks (Meijel [(Emma / Maurits)] [Zwartberg, Waterschei]) | Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] II-5 |
18540 | broek met split | boks met een gulp: bŏks mi ’n gulp (Meijel) | broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3 |
24134 | broek, veren aan de poten | pater: pāter (Meijel), veren: vère (Meijel) | veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)] III-4-1 |
18197 | broek: algemeen | boks: bŏks (Meijel), bóks (Meijel), gij lopt ok altidj min afgezakte bóks (Meijel), gij lopt ŏk altitj mi ⁄n afgezakte bŏks (Meijel), hij hiel zin boks op me ne laerren riem (Meijel) | broek in het algemeen || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3 |
30922 | broekbies | broek: bruk (Meijel) | De achterbies welke naar onderen breed uitloopt en die de onderkant van de hiel, onmiddellijk boven de hak, aan beide zijden bedekt (Liedmeier, pag. 5). [N 60, 19] II-10 |
18488 | broekbies [wld ii.10, p. 26] | broek: bruk (Meijel) | Bij sommige bottines liep de achterbies naar onderen breed uit en bedekte a.h.w. de hele hiel. Hoe noemde men deze bies (broek) Zie tek. 206b [N 60 (1973)] III-1-3 |