e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melderslo

Overzicht

Gevonden: 625

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dovenetel (algemeen) dovenetel: duvǝnētǝl (Melderslo) Lamium L. Dit plantengeslacht, dat van 10 to 60 cm hoog kan worden, lijkt nogal op de brandnetel met dezelfde soort grofgezaagde bladeren, die overigens géén brandend gevoel veroorzaken, en ook met in bosjes tegen de stengel groeiende bloemen. Deze bloemen zijn evenwel veel groter, gekleurd en lipvormig. Verschillende soorten van dit onkruid komen vrij algemeen voor en worden in de praktijk amper van elkaar onderscheiden. De bekendste zijn wel de witte en de paarse dovenetel die hieronder in een apart lemma worden behandeld. In dit lemma staan de algemene benamingen bijeen. [N 37, 16a; A 60A, 75; L 1, a-m; L 1u, 39; L B2, 334a; L 15, 3; S 7; monogr.] I-5
draaien draaien: drɛjen (Melderslo) draaien [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen dragen: drage (Melderslo) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
drenzen neulen: nölen (Melderslo) drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] III-1-4
drinken drinken: drinken (Melderslo) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3
drinkglas pint: vroeger: 1/4 liter  pent (Melderslo) drinkglas [RND] III-2-1
drinkkuil in de wei drink: dreŋk (Melderslo) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droog weer droog: drûuch (Melderslo) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek schotelslet: sxōtəlslɛt (Melderslo) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek droogrek: dryǝxrɛk (Melderslo) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11