20802 |
kaas |
kaas:
kîês (L246b Melderslo)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
22622 |
kaatsen |
ballen:
balə (L246b Melderslo)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
30247 |
kalf |
kalf:
kalf (L246b Melderslo)
|
Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14]
I-11
|
19109 |
kans |
kans:
kāns (L246b Melderslo)
|
kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
21760 |
kar |
kar:
kar (L246b Melderslo)
|
Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.]
I-13
|
20653 |
karnemelk |
botermelk:
botǝrmęlǝq (L246b Melderslo)
|
De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.]
I-11
|
34251 |
karnstaf |
pols:
pøls (L246b Melderslo),
steel:
stēl (L246b Melderslo)
|
Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I]
I-11
|
19505 |
kastplank |
schap:
sxāp (L246b Melderslo)
|
plank in een kast [DC 16 (1948)]
III-2-1
|
22311 |
katapult |
katapult:
kattepeul (L246b Melderslo),
kattepiel (L246b Melderslo)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
24179 |
kauw |
kauw:
kauw (L246b Melderslo)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|