19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matənkloͅpər (L246b Melderslo)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
saus:
sóws mákk\\"= saus maken; vgl. met 132: "sówzis"= saus is
sóws (L246b Melderslo)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
21273 |
meester |
meester:
mɛistər (L246b Melderslo)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māǝt (L246b Melderslo)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (L246b Melderslo)
|
meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
34237 |
melk |
melk:
mē̜lǝk (L246b Melderslo),
męlk (L246b Melderslo),
mɛlk (L246b Melderslo)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbur (L246b Melderslo)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoeltje:
mɛlkstø̄lkǝ (L246b Melderslo)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zēi̯sxōtǝl (L246b Melderslo)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24212 |
merel |
merling:
merling (L246b Melderslo)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|