32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (L246b Melderslo),
blader:
blār (L246b Melderslo)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24473 |
blauwe bosbes |
moelbes:
-
moelbèz (L246b Melderslo, ...
L246b Melderslo)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
bromvlieg:
broomvleeg (L246b Melderslo),
madenschijter:
majeschieter (L246b Melderslo)
|
bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
blaoze (L246b Melderslo)
|
blazen [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blīēve (L246b Melderslo)
|
blijven [DC 37 (1964)]
III-4-4
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloodzuuger (L246b Melderslo)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blo.mən (L246b Melderslo)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
34105 |
boekpens |
boekmaag:
bukmāx (L246b Melderslo)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|
19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L246b Melderslo)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19774 |
boenwas |
boenwas:
bunwas (L246b Melderslo)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|