34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (P045p Meldert)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
20482 |
nicht |
nicht:
nĭĕcht (P045p Meldert)
|
nicht [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
nijər (P045p Meldert)
|
een nier [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
kou op de nieren:
kau̯ op dǝ nei̯ǝrǝ (P045p Meldert)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
26704 |
niet afgegraven hoogveen |
hoogveen:
huxvēn (P045p Meldert)
|
Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b]
II-4
|
34153 |
niet behouden |
herlopen (ww.):
hɛrluǝpǝ (P045p Meldert)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
møntǝx (P045p Meldert)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
slag:
slax (P045p Meldert)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
eͅfəkəs (P045p Meldert)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slax[molen] (P045p Meldert)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|