e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meldert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel hommeltje: klein, met kromme kont, legt eitjes  høməlkə (Meldert), horzel: hoͅrzəl (Meldert) horzel [ZND 01 (1922)] || insect II [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve madenbuts: māibøtsə (Meldert) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee beesten: bīstǝ (Meldert), vee: vīǝ (Meldert) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: ryps (Meldert) rups [ZND 06 (1924)] III-4-2
rusten rusten: rüstə (Meldert) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
salueren aanslagen: də soldaotə moetə oanslaagə (Meldert) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
saus saus: sààws (Meldert) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooi: səvūiə (Meldert) [Goossens 1b (1960)] I-7
schaal van een ei schulp: sxølǝp (Meldert) Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.] I-12
schaap schaap: sxōǝp (Meldert), sxǭp (Meldert) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12