20962 |
selderij |
selder:
seͅldər (P045p Meldert)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
sint-jorisbloem:
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
sint jorisbloem (P045p Meldert)
|
Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
sigaar (P045p Meldert)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
28694 |
sikkel |
zichel:
zixǝl (P045p Meldert)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
33981 |
singel |
singel:
se ̝ŋǝl (P045p Meldert)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šarloͅtə (P045p Meldert)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅt (P045p Meldert)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
blāuw ən grāut Xəslāgə (P045p Meldert)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
33390 |
slaapplaats van de knecht bij het vee |
slaapplaats in de paardsstal:
slø̜pplats˱ en dǝ pē̜ ̞rsstal (P045p Meldert),
stalkamertje:
stalkē̜ ̞ǝmǝrkǝ (P045p Meldert)
|
De ruimte in de paarde- of, zij het minder gebruikelijk, koestal waar de knecht slaapt. Een aantal benamingen betreffen meer het bed van de knecht dan de ruimte waar dat bed staat. Enkele benamingen verwijzen naar een hoger gelegen ruimte of naar de zolder boven de paarde- of koestal waar de knecht dan slaapt. [N 5A, 13b, 34e, en 59f; A 7, 32; R 3, 59; monogr.]
I-6
|
25342 |
slachten |
dooddoen:
duǝtown (P045p Meldert)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|