24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalf:
zwailəf (P045p Meldert),
zwaləvə (P045p Meldert)
|
zwaluw [ZND 08 (1925)] || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
20517 |
bokking |
boksharing:
bukseͅriŋ (P045p Meldert)
|
bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
26707 |
bonk- of grauwveen |
russen:
ręsǝ (P045p Meldert)
|
De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a]
II-4
|
17877 |
bont en blauw slaan |
blauw en grauw slaan:
blāuw ən grāut Xəslāgə (P045p Meldert)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
roodkop:
rūǝtkǫp (P045p Meldert)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwɛtkǫp (P045p Meldert)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
speͅxt (P045p Meldert)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
22552 |
boog |
blinde boog:
blenǝ bōx (P045p Meldert),
boog:
bo.ch (P045p Meldert),
boog (P045p Meldert)
|
boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
II-9, III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
bomen (mv.):
būəmə mv (P045p Meldert)
|
boom [ZND m]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
bōgərt (P045p Meldert)
|
I-7
|