e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hemelvaartsdag hemelvaart: hamelvaart (Melick) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens broek: bruk (Melick) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hen zonder staart kaal vot: kāl vōt (Melick) [N 19, 62b; monogr.] I-12
hengsel hengsel: hingsel (Melick) hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
herdersschopje schepersschupje: šēpǝršø̜pkǝ (Melick) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herenfiets herenfiets: herenfietsj (Melick) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
herfst, najaar herfst: hêrfs (Melick) het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)] III-4-4
herfstdraden herfstvamen: haerfsvāēm (Melick) herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)] III-4-4
herfstsering floks: floeks (Melick) Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)] III-2-1
herik herik: hɛ̄rek (Melick) Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5