e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hij aardt naar zijn vader hij staalt op zijn vader: hè sjtaalt op sie vaader (Melick) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen snakken: sjnakke (Melick) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen reutelen: reutele (Melick) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hinkelen hinkelen: /  hinkele (Melick) hinkelen [SND (2006)] III-3-2
hobbelpaard schommelpaard: /  sjómmelpaerd (Melick) schommelpaard [SND (2006)] III-3-2
hoeden van koeien hoeden: hȳjǝ (Melick), hø̜̄jǝ (Melick), hø̜jǝ (Melick) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef van de koe klauw: klǫu̯w (Melick) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefijzer hoefijzer: hōf˱īzǝr (Melick) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoektand hoektand: hooktanjt (Melick) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel reep: reip (Melick) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] III-3-2