20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
aanzeggen:
aanzaike (L383p Melick),
op de begrafenis noden:
op de begrafenis neuje (L383p Melick)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
25081 |
iets onbelangrijks, nietigheid |
nietsnut:
nieksnut (L383p Melick)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18862 |
iets opkroppen |
opkroppen:
opkroppen (L383p Melick)
|
zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21563 |
ijken |
ijken:
ijke (L383p Melick)
|
gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (L383p Melick)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
23827 |
ijsheiligen |
ijsheiligen:
ieshelge (L383p Melick)
|
12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25154 |
ijspegel |
ijspegel:
īēspeegels (mv.) (L383p Melick)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24174 |
ijsvogel |
ijsvogeltje:
iesvögelke (L383p Melick)
|
ijsvogel
III-4-1
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iezel (L383p Melick)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iezele (L383p Melick)
|
ijzelen [N 22 (1963)]
III-4-4
|