32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L383p Melick)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
prentje:
printje (L383p Melick)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kisten (L383p Melick)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
stoten:
stjote (L383p Melick)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20684 |
in de schil gekookte aardappelen |
in de schaal gekookte aardappelen:
Syst. WBD
in de sjaal gekaokde ae:rpele (L383p Melick)
|
In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18227 |
in lompen gekleed |
slecht gekleed:
sjlegt geklêîd (L383p Melick)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
aangeven:
aangaive (L383p Melick)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
groot gaan:
groot goan (L383p Melick)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
zich op de hoogte stellen:
op de heugte stjelle (L383p Melick)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
patsen:
patsje (L383p Melick)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|