21867 |
inzet |
uitzetten:
oetzitte (L383p Melick)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
zaad:
zoad (L383p Melick)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
pekelen:
pekele (L383p Melick)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)]
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
joorgetie (L383p Melick)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
joarmert (L383p Melick)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34074 |
jaarring |
jaarring:
jǭreŋ (L383p Melick)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
21181 |
jagen |
trekken:
trèkker (L383p Melick)
|
voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgunstig (L383p Melick)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
jam:
jam (L383p Melick)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
joenkeren:
ideosyncr.
jônkere (L383p Melick)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|