34520 |
kortwieken |
leewieken:
lēwikǝ (L383p Melick)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
34078 |
kossem |
kossem:
kǫsǝm (L383p Melick)
|
Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107]
I-11
|
21876 |
kostbaar |
kostbaar:
kosbaar (L383p Melick)
|
veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23274 |
koster |
koster:
køͅstər (L383p Melick)
|
De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23593 |
kosteres |
kosteres:
køͅstəreͅs (L383p Melick)
|
Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (L383p Melick)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
Syst. WBD
kérmenaai (L383p Melick)
|
Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
dompig (weer):
do͂mpig (L383p Melick),
mistig (weer):
mistig (L383p Melick),
mistige lucht:
mistige lo͂ch (L383p Melick),
triestig (weer):
triestig wéér (L383p Melick)
|
mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19276 |
koude drukte maken |
aanstellen:
aan stjêlle (L383p Melick, ...
L383p Melick)
|
drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25235 |
koude mist |
zure mist:
zoere mis (L383p Melick)
|
gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|