34081 |
kruisbeen |
kruisbeen:
krytsbɛi̯n (L383p Melick)
|
Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a]
I-11
|
24656 |
kruisbladige wolfsmelk |
rattekruid:
rattekroet (L383p Melick)
|
Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
kruutsdaag (L383p Melick)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kruutsheer (L383p Melick)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
kruutske (L383p Melick)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kruutsprocessie (L383p Melick)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23705 |
kruisteken |
kruisteken:
kruutsteiken (L383p Melick)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23799 |
kruisverering |
kruisverering:
kruutsvereering (L383p Melick)
|
Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
kruutswaig (L383p Melick, ...
L383p Melick,
L383p Melick)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)] || De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23413 |
kruiswegstatie |
statie:
sjtatie (L383p Melick),
stjaties (L383p Melick)
|
Elk van de 14 afbeeldingen van Jezus kruisweg [statieoene, staties?]. [N 96A (1989)] || Één statie van de kruisweg. [N 96B (1989)]
III-3-3
|