e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mekkeren mekkeren: mɛkǝrǝ (Melick) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melk melk: męi̯lk (Melick) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkaders melkaderen: mɛlkǭrǝ (Melick) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkdistel graafstam: graafsjtamme (Melick), graafstam ?: graafsjtamme (Melick) Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)] I-7, III-4-3
melkgebit van kalveren kalvertanden: kāvǝrtɛnj (Melick) [N 3A, 108a] I-11
melkgift van de zeug zok: zǭk (Melick) [N 19, 20] I-12
melkkannetje melkpotje: me͂lkpötje (Melick) melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)] III-2-1
melkkar melkkar: męlǝkkɛr (Melick) Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.] I-13
melkkoe melkkoe: mɛlku (Melick) Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148] I-11
melkkuil bloedader: (mv)  blōtǭrǝ (Melick) Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b] I-11