24524 |
rozenbottel |
hanenkul:
hanekul (L383p Melick)
|
rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23721 |
rozenhoedje |
rozenkrans:
rozenkrans (L383p Melick)
|
Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
rozenkrans (L383p Melick)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
rozenkransmoandj (L383p Melick)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenmik:
rəzie‧nəmik (L383p Melick)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
rək (L383p Melick)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜k (L383p Melick)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
wal:
wal (L383p Melick)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
33989 |
rugnet |
net:
[net] (L383p Melick)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
rø̜krēm (L383p Melick)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|