e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schreeuwen kaken: kake (Melick), kwaken: kwākǝ (Melick) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] I-12, III-3-1
schrikken verschrikken: versjrikke (Melick) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] III-1-4
schrobbezem schrobber: sjruuber (Melick) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schrokken vreten: vraite (Melick) schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schub schub: ideosyncr.  sjûbbe (Melick) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter verlegen: verlaige (Melick) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] III-1-4
schuier klederborstel: kleijerbo͂rstel (Melick) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schuifje van de biechtstoel luikje: luikske (Melick) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuilgaan van de maan kruipt achter de wolken: de ma͂o͂n kruup achter de wolke (Melick) baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schuimen schuimen: sjuume (Melick) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4