17819 |
staan |
staan:
štaon (L383p Melick)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
štert (L383p Melick),
štɛrt (L383p Melick)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)]
I-11, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
staarttouw:
stɛrttǫu̯w (L383p Melick)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwast:
kwas (L383p Melick)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
21749 |
stadsomroeper |
omroeper:
omreuper (L383p Melick)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
pik:
piek (L383p Melick)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33928 |
stalband |
halster:
hɛlstǝr (L383p Melick),
stalketting:
štalketeŋ (L383p Melick)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
21135 |
stallen |
stallen:
stjalle (L383p Melick)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34028 |
stamboekkoe |
stamboekkoe:
štambōk[koe] (L383p Melick)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
20677 |
stamppot |
stamppot:
Syst. WBD
sjtamppot (L383p Melick)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|