24473 |
blauwe bosbes |
marbel:
marbel (L383p Melick)
|
bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
dikke vlieg:
ideosyncr.
diekevleeg (L383p Melick)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
ideosyncr.
blôze (L383p Melick)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
34110 |
bles |
bles:
blɛs (L383p Melick)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|
19344 |
blij |
blij:
blie (L383p Melick, ...
L383p Melick)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
plekken (L383p Melick)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (L383p Melick),
paalhouden:
poal hoaje (L383p Melick)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksemstraal:
bliksemsjtraol (L383p Melick)
|
bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
’t bliksempt (L383p Melick)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
Syst. WBD
blinj vink (L383p Melick)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|