e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

Gevonden: 3111
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopsprei doopkleedje: doupkledje (Melick), doopsprei: doupsprei (Melick) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopvont: duipvontj (Melick) Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wiewater (Melick) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door elkaar, verward ongeregeld: ongeregeld (Melick), onverschillig: onversjillig (Melick), verward: verwôrdt (Melick) niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
doordeweekse mis alledaagse mis: alledaagse mes (Melick) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doordrenken, nat maken nat maken: naat make (Melick) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doormidden snijden van beschuitbollen snijden: šni-jǝ (Melick) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorschieter doorschieter: dōršētǝr (Melick) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
dopeling doopkindje: doupkiendje (Melick) de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] III-2-2
dopen dopen: duipe (Melick) Dopen. [N 96D (1989)] III-3-3