e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

Gevonden: 3111
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driekleurig viooltje akkerviooltje: akker vieulke (Melick) Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)] III-4-3
driekoningen driekoningen: driekeuninge (Melick) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] III-3-3
driepoot luie knecht: lø̜i̯ǝ knɛx (Melick) Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d] I-13
driespeen driespener: drišpēnǝr (Melick, ... ) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
drievuldigheidszondag drievuldigheidszondag: drievuldigheidszunjnig (Melick) De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)] III-3-3
driftig de stront dun bij het hart hebben: dai hait de stjrondj dun bie ⁄t hert (Melick) vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
drinkbeker chocoladebeker: is dikker van materie dan melkbeker  chocoladebaeker (Melick), drinkbeker: drinkbaeker (Melick), melkbeker: me͂lkbaeker (Melick) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinken drinken: drinke (Melick), lessen: lèsje (Melick) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Melick) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glāās (Melick) drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1