23950 |
een gelofte doen |
belofte doen:
belofte doon (L383p Melick),
gelofte doen:
gelofte doon (L383p Melick)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34523 |
een haan snijden |
kapuinen:
kapūnǝ (L383p Melick)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
20131 |
een hond vleien |
strelen:
ideosyncr.
sjtreele (L383p Melick)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
dragen:
dragen (L383p Melick)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
23755 |
een kruisje geven |
zegenen:
zaigene (L383p Melick)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
het brood zegenen:
et brood zaigene (L383p Melick)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
zich zaigene (L383p Melick)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17875 |
een pak slaag geven |
aframmelen:
aaframmelen (L383p Melick)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
sjpeel (L383p Melick)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32603 |
een stuk grond enten |
enten:
ɛntǝ (L383p Melick)
|
Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33]
I-1
|