24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
eerebaog (L383p Melick)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
boog:
baog (L383p Melick)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33610 |
erf |
plaats:
plāts (L383p Melick)
|
I-7
|
21890 |
erfenis (erfdeel) |
erfdeel:
erfdeil (L383p Melick, ...
L383p Melick)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21854 |
etalage |
etalageraam:
etalageraam (L383p Melick)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19519 |
etensketeltje |
henkelmannetje:
oud
hinkelménke (L383p Melick)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
overschotten:
Syst. WBD
euversjäöt (L383p Melick)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21350 |
etiquette - <nors persoon> |
zure, een ~:
zoere (L383p Melick)
|
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21574 |
etiquette - <onbeschaamd persoon> |
frechlap:
vreglap (L383p Melick)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21374 |
etiquette - <stroef persoon> |
lastige, een ~:
lestige (L383p Melick)
|
niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|