18814 |
gemoed |
gemoed:
gemood (L383p Melick)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23994 |
generale absolutie |
generale absolutie (<fr.):
generale absolutie (L383p Melick)
|
Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23981 |
generale biecht |
generale biecht:
generale biech (L383p Melick)
|
Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18817 |
genoegen (doen) |
plezier:
plezeer (L383p Melick)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18939 |
gereed |
gereed:
gereid (L383p Melick)
|
gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
ein paar (L383p Melick)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32979 |
gerst |
gerst:
gɛrš (L383p Melick)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
kado (L383p Melick)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24013 |
geslaagd zijn voor het communie-examen |
de communie (<lat.) kunnen doen:
kint de communie doon (L383p Melick)
|
Geslaagd zijn voor het eerste communie-examen, opgeschreven zijn/worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
rind:
renjt (L383p Melick)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|