18956 |
gluiperig |
vals:
valsj (L383p Melick, ...
L383p Melick)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
goddevader (L383p Melick)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismus:
in de kattegismus (L383p Melick),
christenleer:
oppe kristeleer (L383p Melick)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
goadslamp (L383p Melick)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
lasteren:
lastere (L383p Melick)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godslastering:
godslastering (L383p Melick)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34172 |
goed liggen |
goed zitten:
goed zitten (L383p Melick)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
opschieten:
op sjeete (L383p Melick)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34120 |
goede vleeskoe |
vleeskoe:
vlɛi̯sku (L383p Melick)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooie vriedig (L383p Melick)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|