24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akərmɛnəkə (P176a Melveren)
|
kwikstaart [N P (1966)]
III-4-1
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
buitenlandse bloem:
batǝlansǝ blum (P176a Melveren)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
Syst. Frings
mek (P176a Melveren)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
dobbel gebit:
dǫbǝl gǝbęt (P176a Melveren
[(bij ruiters)]
),
open gebit:
ǫu̯pǝ gǝbęt (P176a Melveren)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
20709 |
worstenbroodje |
worstbrood:
Syst. Frings
wost˂bruu̯ət (P176a Melveren)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫtǝl (P176a Melveren)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
20733 |
wortelenvlaai |
potenvlaai:
Syst. Frings
puətəvlōͅə (P176a Melveren)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
wrijven (P176a Melveren)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
wrengen (P176a Melveren)
|
wringen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroetelen:
vryi̯tǝlǝ (P176a Melveren)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.]
I-12
|