e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melveren

Overzicht

Gevonden: 1165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hees, schor hees: hisch (Melveren) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig lopig: ly(3)̄əpex (Melveren) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heizode heiplag: hęi̯plak (Melveren) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei barrier: brir (Melveren), gaard: gǭǝr (Melveren) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hen met kuikens kloekhen: kluken (Melveren) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengst hengst: eŋst (Melveren) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstebit beugelgebit: bø̜̄i̯gǝlgǝbęt (Melveren) Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50] I-10
hengstveulen hengsteveulen: heŋstǝvø̄lǝ (Melveren) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
herdershond schepershond: sxēpǝrszont (Melveren) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschup: sxēpǝrsxøp (Melveren) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12