e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melveren

Overzicht

Gevonden: 1165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining rek: ręk (Melveren) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omhulsel van het teellid sluif: slāf (Melveren) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omzetten draaien: drē̜ǝ (Melveren) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onderbeschuit platte kant: platǝ kant (Melveren) Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b] II-1
onderhaam onderkussens: ondǝrkø̜sǝs (Melveren) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderkant van het brood onderste korst: ondǝrstǝ kǫst (Melveren) [N 29, 54b; monogr.] II-1
onderoven kelder: kǫldǝr (Melveren) De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.] II-1
onderste band van de schoof band van de kont: [band] van dǝ kōnt (Melveren) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22a] I-4
onderste handvat (onderste, korte, klein(e), voorste) kruk: krø̜k (Melveren) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
onderzadel onderzadel: ondǝrzǭǝl (Melveren) Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b] I-10