34046 |
pasgeboren kalf |
plat kalf:
plat [kalf] (P176a Melveren)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20749 |
pasteitje |
vid-tje:
Syst. Frings
vedɛ̄i̯kə (P176a Melveren)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20685 |
patates frites |
friet:
Syst. Frings
fret (P176a Melveren)
|
Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25645 |
peperkoekdeeg |
peperkoekdeeg:
pepǝrkukdīx (P176a Melveren)
|
Volgens de informant van L 321 laat men een mengsel van roggebloem, honing, druivesuiker, water, oude koek een dag liggen. Vervolgens worden er ammonium en koolzuur bijgevoegd en wordt het gehele mengsel goed bewerkt. Dit laat men enige weken rusten waarna men begint met het opbraken van het peperkoekdeeg, telkens weer. Als het deeg plat is, wordt het opgerold en opnieuw gebraakt, totdat het taai is. Dezelfde vormen als voor taai-taai worden hiervoor gebruikt. [N 29, 88; N 29, 88a]
II-1
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
rø̜ts (P176a Melveren)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pīətərsel (P176a Melveren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
sxøͅləp (P176a Melveren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
pøͅylə (P176a Melveren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
schulperwten:
sxøͅləpeͅrtə (P176a Melveren)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33055 |
pikbinder |
zichtmachine:
zex[machine] (P176a Melveren)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|