| 33583 |
rotten, van fruit |
vuilen:
vu.lə (Q282p Membach)
|
I-7
|
| 34381 |
schaap |
schaap:
sǭp (Q282p Membach),
šo˙ǝ.p (Q282p Membach)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
| 19765 |
schilderij |
beeld:
Karte 38.
Bild (Q282p Membach),
schild:
Karte 38.
schild/Schild m. (Q282p Membach),
schild/Schild n. (Q282p Membach),
tableau (fr.):
Karte 38.
tableau (Q282p Membach)
|
Gemälde.
III-3-2
|
| 33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāǝl (Q282p Membach)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
| 19778 |
sering |
groffelsnagel:
-
groffe(l)(s)nagel (Q282p Membach),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
groffelsnagel (Q282p Membach)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
| 28377 |
stal |
stal:
šta.lǝ (Q282p Membach)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
| 33345 |
stalpoort, staldeur |
deur:
døǝr (Q282p Membach)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
| 21487 |
stempelen |
chomeren (<fr.):
Karte 422
chôm(i)eren (Q282p Membach),
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q282p Membach)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
| 24565 |
stinkende gouwe |
wrattelenkruid:
fratələkrūt (Q282p Membach)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
| 33103 |
stoppels |
stoppelen:
štǫpǝlǝ (Q282p Membach)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|