18881 |
liefkozen |
keien:
keijen (Q034p Merkelbeek),
knoefelen:
knoevele (Q034p Merkelbeek)
|
zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
lège (Q034p Merkelbeek)
|
onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21815 |
liegen > bedriegen |
beduvelen:
beduvele (Q034p Merkelbeek)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheersbeestje:
lieveheesbeesje (Q034p Merkelbeek),
smoutwormpje:
sjmoutwurmke (Q034p Merkelbeek)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)]
III-4-2
|
24485 |
liguster |
liguster:
eigen spellingsysteem
līguster (Q034p Merkelbeek)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden onder:
lieje oenger (Q034p Merkelbeek)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
schraam:
sjraom (Q034p Merkelbeek),
streep:
sjtreep (Q034p Merkelbeek)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzend:
lɛ̄zǝt (Q034p Merkelbeek)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzendmeel:
lɛ̄zǝtmɛ̄l (Q034p Merkelbeek)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
haver-es:
haverèsj (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek,
Q034p Merkelbeek)
|
lijsterbes || lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|