20573 |
middagmaal |
middag, de -:
smiddags
middag (Q034p Merkelbeek),
middageten:
medexēͅtə (Q034p Merkelbeek),
noen, de -:
smiddags
noon (Q034p Merkelbeek)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
kuening (Q034p Merkelbeek)
|
De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17668 |
middelvinger |
ringvinger:
Opm. RK!!!
rinkvinger (Q034p Merkelbeek)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17690 |
middenrif |
borstkast:
i.e. borstkas.
borstkas (Q034p Merkelbeek)
|
Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
22877 |
midvoor |
centervoor:
centerveur (Q034p Merkelbeek)
|
Midvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
33555 |
mierikswortel |
mierikswortel:
eigen spellingsysteem
míeríkswoertel (Q034p Merkelbeek)
|
De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)]
I-7
|
22468 |
mik |
vork:
voerk (Q034p Merkelbeek)
|
Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikke (Q034p Merkelbeek)
|
scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25320 |
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter |
millimeter:
millīmeter (Q034p Merkelbeek)
|
het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20285 |
min, voedster |
voedster:
voedster (Q034p Merkelbeek)
|
voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)]
III-2-2
|