18937 |
nadeel |
nadeel:
naodeul (Q034p Merkelbeek),
scha:
sja (Q034p Merkelbeek)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q034p Merkelbeek),
nāgəl (Q034p Merkelbeek)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
nagras:
nǭgrās (Q034p Merkelbeek),
tweede snid:
twēǝdǝ šnēǝt (Q034p Merkelbeek)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
22442 |
narrenstok |
narrenstaf:
narresjtaaf (Q034p Merkelbeek)
|
De narrenstaf [marot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25124 |
natte sneeuw |
watersneeuw:
smeltende sneeuw
waterschníe (Q034p Merkelbeek)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ĕng (Q034p Merkelbeek)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
precies:
precies (Q034p Merkelbeek),
secuur:
secuur (Q034p Merkelbeek)
|
met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek),
ná:vəl (Q034p Merkelbeek)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
enkel gebr. voor kinderen van ooms en tantes
nēͅf (Q034p Merkelbeek)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
nuegenoog (Q034p Merkelbeek),
steenpuist:
sjteenpuust (Q034p Merkelbeek)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|