17629 |
nek |
nek:
nak (Q034p Merkelbeek),
nèk (Q034p Merkelbeek)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
eigen spellingsysteem
nerf (Q034p Merkelbeek)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
worp:
eigen spellingsysteem
woerp (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
bouwen:
boewe (Q034p Merkelbeek)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
flög (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17608 |
neus |
neus:
naas (Q034p Merkelbeek),
nās (Q034p Merkelbeek)
|
neus [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
nāsvleuəgəl (Q034p Merkelbeek)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
enkel gebr. voor kinderen van ooms en tantes
nex (Q034p Merkelbeek)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24716 |
niet gedijen |
armetierig (adj.):
eigen spellingsysteem
ermetīerig (Q034p Merkelbeek)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20167 |
niet zindelijk |
nat:
naat (Q034p Merkelbeek)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|