33559 |
notenboom |
notenboom:
-
noteboum (Q034p Merkelbeek)
|
okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|
33501 |
notendop |
schaal:
eigen spellingsysteem
sjaal (Q034p Merkelbeek)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notule (Q034p Merkelbeek),
verslag:
versjlaag (Q034p Merkelbeek)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18938 |
obstakel |
hindernis:
hindernis (Q034p Merkelbeek)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24947 |
oever |
boord:
ps. boven de Ø staat nog een ` en onder de Ø nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.
bōart (Q034p Merkelbeek),
kant:
kantj (Q034p Merkelbeek),
oever:
ouver (Q034p Merkelbeek)
|
oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblikje:
ps. boven de Ø staat nog een ´ en boven de Ô nog een `; deze combinatieletters zijn niet te maken.
ōgəblĭkskə (Q034p Merkelbeek)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
-
noot (Q034p Merkelbeek)
|
okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
oemerme (Q034p Merkelbeek)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33734 |
omheining van takken |
tuin:
tūn (Q034p Merkelbeek)
|
Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.]
I-8
|
17850 |
omhooggaan |
naar boven gaan:
nao baove gao (Q034p Merkelbeek)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|