e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
notenboom notenboom: -  noteboum (Merkelbeek) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
notendop schaal: eigen spellingsysteem  sjaal (Merkelbeek) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
notulen notulen: notule (Merkelbeek), verslag: versjlaag (Merkelbeek) het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)] III-3-1
obstakel hindernis: hindernis (Merkelbeek) iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4
oever boord: ps. boven de Ø staat nog een ` en onder de Ø nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.  bōart (Merkelbeek), kant: kantj (Merkelbeek), oever: ouver (Merkelbeek) oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: ps. boven de Ø staat nog een ´ en boven de Ô nog een `; deze combinatieletters zijn niet te maken.  ōgəblĭkskə (Merkelbeek) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: -  noot (Merkelbeek) okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
omarmen omarmen: oemerme (Merkelbeek) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omheining van takken tuin: tūn (Merkelbeek) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omhooggaan naar boven gaan: nao baove gao (Merkelbeek) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2