e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rotten, van fruit rotten: eigen spellingsysteem  rotte (Merkelbeek) Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] I-7
royaal royaal (<fr.): rojaal (Merkelbeek) royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rozijn rozijn: eigen spellingsysteem  rozíen (Merkelbeek) Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] III-2-3
rug rug: ruək (Merkelbeek), rùk (Merkelbeek) rug [DC 01 (1931)] III-1-1
ruin ruin: run (Merkelbeek) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruisen van bladeren ruisen: eigen spellingsysteem  ruëzele (Merkelbeek) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruk ruk: ruk (Merkelbeek) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind windstoot: wéntjschtued (Merkelbeek, ... ) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rindje: rentjǝ (Merkelbeek) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
rusten schaften: sjafte (Merkelbeek), uitrusten: oetröste (Merkelbeek) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2