21708 |
rusthuis |
godshuis:
Godshoes (Q034p Merkelbeek),
hospies (<fr.):
Van Dale: hospies (<Fr.), 1. gastenverblijf in een klooster; -2. bejaardenhuis.
hospies (Q034p Merkelbeek)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
ruw (Q034p Merkelbeek)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
gekrakeel:
gekrakeel (Q034p Merkelbeek)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24372 |
salamander |
salamander:
salamander (Q034p Merkelbeek)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21105 |
salie |
salie:
salie (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt men bij u de afgebeelde plant? Het is een heesterachtige plant van ca. 60 cm hoog met tamelijk lange, wat kreukelige bladeren met gekartelde randen. Zij staan tegenover elkaar en zijn grijsgroen van kleur. De bloempjes zijn blauw-wit (soms ook r [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
21332 |
samenspannen |
onder een deken liggen:
oenger ein dekke ligge (Q034p Merkelbeek),
samenspannen:
samsjanne (Q034p Merkelbeek)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24682 |
sap in planten |
sap:
eigen spellingsysteem
saap (Q034p Merkelbeek)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
eigen spellingsysteem
saap (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
eigen spellingsysteem
savoye (Q034p Merkelbeek)
|
De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)]
I-7
|
34381 |
schaap |
schaap:
sǭp (Q034p Merkelbeek)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|