24886 |
smele |
smele:
šmęi̯le (Q034p Merkelbeek)
|
Deschampsia Beauv. In het gebied van het WLD komen van deze grassoort met wijduitstaande aren twee soorten vrij algemeen voor: de ruwe smele (Deschampsia cespitosa (L.) Beauv.) en de hierbij afgebeelde bochtige smele (Deschampsia flexuosa (L.) Trin.) De eerste komt in pollen voor op vochtige gronden en wordt 30 tot 150 cm hoog; de tweede op droge gronden en wordt 30 tot 70 cm hoog. De benamingen slaan in sommige plaatsen speciaal op de halmen.
I-5
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
sjmoekele (Q034p Merkelbeek)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20493 |
smullen |
smullen:
sjmölle (Q034p Merkelbeek)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21552 |
snauwen |
afsnauwen:
aafsjnauwe (Q034p Merkelbeek)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
afsnauwen:
aafsjnauwe (Q034p Merkelbeek)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24244 |
snavel |
bek:
bek (Q034p Merkelbeek),
snavel:
sjnavel (Q034p Merkelbeek)
|
snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20523 |
snee brood |
snede:
schnieij (Q034p Merkelbeek)
|
snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sjniebal (Q034p Merkelbeek)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
ps. boven de È staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
šnījə (Q034p Merkelbeek)
|
sneeuwen [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
ps. boven de ‰ staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
šnēə (Q034p Merkelbeek)
|
sneeuw [DC 03 (1934)]
III-4-4
|