22327 |
spelletje |
partijtje:
pertieke (Q034p Merkelbeek),
potje:
pøͅtjə (Q034p Merkelbeek),
spelletje:
sjpielke (Q034p Merkelbeek)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
sjpene (Q034p Merkelbeek)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17719 |
sperma |
zaad:
zaod (Q034p Merkelbeek)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33513 |
sperziebonen |
sperziebonen:
eigen spellingsysteem
spercīeboon (Q034p Merkelbeek)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
22401 |
spiertje trekken |
loten:
lote (Q034p Merkelbeek)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
langs de school stritsen:
vgl. Sittard Wb. (pag. 409): sjtritse, gappen.
zich langs de sjoel sjtritse (Q034p Merkelbeek)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
20121 |
spinnen |
snorren:
eigen spellingsysteem
sjnorre (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24658 |
spint, zachte houtlaag onder de schors |
bast:
eigen spellingsysteem
bast (Q034p Merkelbeek)
|
De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22535 |
spitse eind van een ei |
kop:
kop (Q034p Merkelbeek)
|
Het spitse eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33589 |
spitskool |
spitskool:
eigen spellingsysteem
sjpitskoël (Q034p Merkelbeek)
|
De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)]
I-7
|