e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
springvloed vloed: vloed (Merkelbeek) springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)] III-4-4
sprinkhaan sprinkhaan: sjprenkhaan (Merkelbeek) sprinkhaan [DC 07 (1939)] III-4-2
sprokkelen zomeren: zumere (Merkelbeek) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje sprookje: sjpreukske (Merkelbeek) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten, uitbotten schieten: eigen spellingsysteem  sjete (Merkelbeek) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruw spruw: spruw (Merkelbeek) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)] III-1-2
spuiten sprietsen: schpreutse (Merkelbeek), spritsen (<du.): sjpritse (Merkelbeek), spuiten: schpute (Merkelbeek), sjpute (Merkelbeek), spute (Merkelbeek) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
spuitstuk mondstuk: moendsjtök (Merkelbeek) de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)] III-3-1
staal monster: monster (Merkelbeek), staal: sjtaol (Merkelbeek) kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)] III-3-1
staan staan: sjtaon (Merkelbeek), štòaə (Merkelbeek) staan [DC 02 (1932)] III-1-2