e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trompet trompet: trumpøͅt (Merkelbeek) Het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet]. [N 90 (1982)] III-3-2
troosten; troost moed inspreken: moot i sjprĕke (Merkelbeek) het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)] III-1-4
tros vruchten tros: eigen spellingsysteem  tros (Merkelbeek) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] I-7
trotsheid hoogmoed: hoogmoed (Merkelbeek), trots: trots (Merkelbeek) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] III-1-4
trouwen trouwen: trouwe (Merkelbeek) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] III-2-2
tuberculose tering: tering (Merkelbeek) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
tuin gaard: gārt (Merkelbeek), koolhof: vroeger  koͅaloͅf (Merkelbeek) tuin III-2-1
tuinkervel kervel: eigen spellingsysteem  kirvel (Merkelbeek) Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)] I-7
tussenpersoon maquignon (fr.): makiljon (Merkelbeek), winkelaar: winkelĕĕr (Merkelbeek) een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)] III-3-1
twijg, jonge tak goets: eigen spellingsysteem  goesj (Merkelbeek), wis: eigen spellingsysteem  wis (Merkelbeek) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3