22672 |
trompet |
trompet:
trumpøͅt (Q034p Merkelbeek)
|
Het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18857 |
troosten; troost |
moed inspreken:
moot i sjprĕke (Q034p Merkelbeek)
|
het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33595 |
tros vruchten |
tros:
eigen spellingsysteem
tros (Q034p Merkelbeek)
|
Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)]
I-7
|
19318 |
trotsheid |
hoogmoed:
hoogmoed (Q034p Merkelbeek),
trots:
trots (Q034p Merkelbeek)
|
het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trouwe (Q034p Merkelbeek)
|
door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18083 |
tuberculose |
tering:
tering (Q034p Merkelbeek)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19772 |
tuin |
gaard:
gārt (Q034p Merkelbeek),
koolhof:
vroeger
koͅaloͅf (Q034p Merkelbeek)
|
tuin
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
eigen spellingsysteem
kirvel (Q034p Merkelbeek)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
21491 |
tussenpersoon |
maquignon (fr.):
makiljon (Q034p Merkelbeek),
winkelaar:
winkelĕĕr (Q034p Merkelbeek)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24495 |
twijg, jonge tak |
goets:
eigen spellingsysteem
goesj (Q034p Merkelbeek),
wis:
eigen spellingsysteem
wis (Q034p Merkelbeek)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|