e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

Gevonden: 2235
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid bonenkruid: eigen spellingsysteem  boënekroed (Merkelbeek, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonte kraai kraai: kroa (Merkelbeek) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
boogschuttersgilde handboogschutterij: handōəegsjøͅtəri (Merkelbeek) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boomgaard bongerd: boŋərt (Merkelbeek) I-7
boomkruin loof: eigen spellingsysteem  loof (Merkelbeek) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomleeuwerik boomleeuwerik: bōmlēuwərik (Merkelbeek) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
boomvruchten stelen snakeren: sjnagere (Merkelbeek) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boot(je) schuit(je): sjuut (Merkelbeek) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
borgen borgen: borge (Merkelbeek), krediet geven: krediet gève (Merkelbeek) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel drupje: dröpke (Merkelbeek) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3