18914 |
ijverig |
ijverig:
ieverig (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] || toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18870 |
ijzen |
griezelen:
griezele (Q034p Merkelbeek)
|
vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q034p Merkelbeek),
oogstgaffel:
ǫu̯st˲gafǝl (Q034p Merkelbeek)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
plaatje:
plɛ̄tjə (Q034p Merkelbeek)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17846 |
in beweging komen |
(zich) roeren:
zich reure (Q034p Merkelbeek)
|
beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kiste (Q034p Merkelbeek)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
stoten:
sjtoëte (Q034p Merkelbeek),
stuiken:
sjtoëkke (Q034p Merkelbeek)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18227 |
in lompen gekleed |
lompen aan:
loempen aan (Q034p Merkelbeek)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
ondertrouwen:
ondertrouwe (Q034p Merkelbeek)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
groot gaan:
groët gao (Q034p Merkelbeek)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|