e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

Gevonden: 2235
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig koppig: köppig (Merkelbeek, ... ) koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] III-1-4
korenbloem korenbloem: kǭrǝblǫu̯m (Merkelbeek) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
kornoelje (alg.) kornoelje: eigen spellingsysteem  kornoelje (Merkelbeek) De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] III-4-3
korter maken snijden: sjnieë (Merkelbeek) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kostbaar kostbaar: kostbaar (Merkelbeek, ... ) de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)] || veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
kostschool internaat: internaat (Merkelbeek), kostschool: kostsjoël (Merkelbeek) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mistig (Merkelbeek, ... ), nevelig (weer): nevelig (Merkelbeek, ... ) mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] III-4-4
koude drukte maken quatschen (du.): kwatsje (Merkelbeek) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] III-1-4
koudvuur koudvuur: kauwtvuur (Merkelbeek) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous: algemeen hoos: hoas (Merkelbeek) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3