19325 |
koppig |
koppig:
köppig (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20109 |
korenbloem |
korenbloem:
kǭrǝblǫu̯m (Q034p Merkelbeek)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
kornoelje:
eigen spellingsysteem
kornoelje (Q034p Merkelbeek)
|
De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21132 |
korter maken |
snijden:
sjnieë (Q034p Merkelbeek)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21876 |
kostbaar |
kostbaar:
kostbaar (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)] || veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
internaat:
internaat (Q034p Merkelbeek),
kostschool:
kostsjoël (Q034p Merkelbeek)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
mistig (weer):
mistig (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek),
nevelig (weer):
nevelig (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19276 |
koude drukte maken |
quatschen (du.):
kwatsje (Q034p Merkelbeek)
|
drukte maken voor niets [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kauwtvuur (Q034p Merkelbeek)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
hoas (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|