e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaneel kaneel: t laeve is n pi‰p kenieël, ieder lekt r an en kriegt zien dieël (pseudodefinitie van het leven)  kenieël (Merselo) kaneel III-2-3
kap huif: huif (Merselo) Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.] II-12
kapelletje kapelletje: kepelleke (Merselo) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaphamer kaphamer: kaphāmǝr (Merselo) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9
kapheep heep: hip (Merselo), heepmes: hipmɛs (Merselo) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
kapstok kapstok: \'n Neus is genne kápstok: men moet niet alles vertellen Wat án de kápstok hánge: iets uitstellen  kápstok (Merselo) kapstok III-2-1
kar kar: kar (Merselo), kɛr (Merselo) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) aard: aard (Merselo, ... ), karakter: karakter (Merselo), wezen: waeze (Merselo) aard (karakter) [SGV (1914)] || aard, wezen || aard. karakter || karakter [SGV (1914)] III-1-4
karekiet rietlijster: acrocephalus arundinaeceus  riētliester (Merselo) karekiet, grote — III-4-1
karnemelk botermelk: botǝrmęlǝq (Merselo), botǝrmɛlk (Merselo), botǝrmɛlǝk (Merselo), karnemelk: kɛnmɛlk (Merselo), melk: męlk (Merselo) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] I-11